Landgoed Duin en Bosch

Landgoed Duin en Bosch
Landgoed Duin en Bosch
Landgoed Duin en Bosch
Landgoed Duin en Bosch
Landgoed Duin en Bosch
Krankzinnigenzorg in Noord-Holland De eerste krankzinnigenwet van 1841 legde de provincies de verplichting op om voorzieningen te treffen voor huisvesting van krankzinnigen. In 1845 besloten Provinciale Staten om een provinciaal gesticht voor krankzinnigen te bouwen. In Santpoort werd in 1849 het gesticht Meerenberg geopend. Daarmee beschikte de provincie Noord-Holland als enige provincie in Nederland over een eigen geneeskundig gesticht. Provincie Noord-Holland kocht in 1903 duinterrein in Bakkum. Daar verrees het gesticht Duin en Bosch. In 1923 te Medemblik werd een bestaand gebouwencomplex als derde provinciaal ziekenhuis in gebruik genomen en deze werd in 1955 besloten om op te heffen en voor huisvesting van de patiënten op Duin en Bosch nieuwe paviljoens te bouwen. In 1967 kwamen de laatste patiënten vanuit Medemblik naar Bakkum. Paviljoenstelsel Geneesheer-directeur dr. J.W. Jacobi, verbonden aan het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam wordt, samen met prof. dr. C. Winkler, beschouwd als één van de grondleggers van het gesticht ‘Duin en Bosch’. Van 1909 tot zijn overlijden in 1916 was hij de eerste geneesheer-directeur. Zijn graf bevindt zich nog steeds op de begraafplaats op het terrein en is gemakkelijk te herkennen aan de obelisk. In 1904 werden paviljoens gebouwd voor rustige patiënten, voor halfrustige en bedlegerige patiënten en voor onrustige patiënten. De gebouwen waren zodanig gesitueerd dat er maximaal geprofiteerd kon worden van het zonlicht. Alle voorgevels van de paviljoens, waaraan ook veranda’s, hadden een zuidoostelijke oriëntatie. Zo konden alle patiënten, ook de bedlegerige, optimaal van de zon genieten. Van de in totaal zes paviljoens lagen er drie voor vrouwen aan de westkant en drie voor mannen aan de oostkant van het administratiegebouw. Adminstratiegebouw In het administratiegebouw, dat nog steeds met zijn representatieve toren het middelpunt van het complex vormt, werden de kantoren van de geneesheren, de bibliotheek, een biljartkamer, ziekenzalen voor het personeel en appartementen voor inwonende beambten ondergebracht. Ketelhuis, wasserij en elektriciteitscentrale Achter het administratiegebouw verrees een apart gebouwencomplex met ketelhuis, wasserij en een elektriciteitscentrale. Van hieruit werd de warmwatervoorziening geregeld. De watertoren heeft tot het eind van de jaren zeventig van de vorige eeuw dienst gedaan voor de eigen watervoorziening en is buiten gebruik gesteld na aansluiting van het ziekenhuis op het provinciale waterleidingnet. Kerkje Tot het ziekenhuiscomplex behoort ook het in 1908 gebouwde kerkje dat voor zowel de katholieke als de protestantse eredienst werd gebruikt. In 1969 zijn de vensters drastisch gewijzigd, is de ingang verplaatst en zijn de buitengevels wit gesausd. Ook het interieur is ingrijpend veranderd. Mortuarium Op een afgelegen deel van het terrein, achter een paar hoge duinen en grenzend aan de begraafplaats ligt het voormalige mortuarium, ook wel anatomiegebouw genoemd. In het gebouw bevonden zich onder meer een laboratorium, een sectiekamer, een donkere kamer, koelcellen, een ruimte met katafalk en een wachtkamertje voor de familie. De zolderkamer werd als een klein museum ingericht. In 1969 is de gevelindeling veranderd en in 1994 is het interieur tot kantoor verbouwd. Begraafplaats Dat in de opzet van de zelfverzorgende organisatie de hiërarchie ver werd doorgevoerd, blijkt ook uit de indeling van de eigen begraafplaats. De begraafplaats, waar zowel patiënten als personeelsleden begraven konden worden, bestond uit een algemeen deel en een rooms-katholiek deel. In beide delen waren drie klassen te onderscheiden. In 1953 werd hier voor het laatst een personeelslid begraven en in 1960 voor het laatst een patiënt. In 1963 werd het formele besluit genomen de begraafplaats te sluiten. Duinenboschweg en trambaan In 1904 werd een railverbinding aangelegd voor de aanvoer van bouwmaterialen. Na voltooiing van het ziekenhuis werd de lijn gebruikt voor aanvoer van steenkolen. Eind 1913 werden twee paardentramrijtuigen aangeschaft waarmee vanaf 1914 het personenvervoer werd verzorgd. Later werd een van de rijtuigen omgebouwd tot een elektrische tram en de tramlijn van een bovenleiding voorzien. In 1920 werd het enige geëlektrificeerde tramrijtuig in dienst gesteld. Deze enige ziekenhuislijn van Nederland is tot in 1938 voor personenvervoer in gebruik gebleven. De lijn raakte buitengebruik toen het ziekenhuis voor de verwarming en warmwatervoorziening overging op stookolie en later op aardgas. De trambaan is omstreeks 1970 opgebroken.

Contact

Landgoed Duin en Bosch
Duinenboschweg 3
1901 NR Castricum

Plan jouw route